Biociden worden in talrijke sectoren en zeer verschillende plaatsen gebruikt: om de hygiëne in ziekenhuizen te verzekeren, om organismen die een plaag kunnen worden zoals ratten of bepaalde insecten te bestrijden, om schimmels te doden of sommige producten en materialen tegen micro-organismen te beschermen, … . Tegelijk houdt het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen risico’s in voor onze gezondheid en het milieu.
De federale overheidsdienst Volksgezondheid wil die risico’s voor gezondheid en het milieu inperken en ontwikkelde daarom een reductieplan voor biociden.
Jump menu
De evaluatie en inperking van de risico’s van biociden maakt al deel uit van de nationale wetgeving ( Koninklijk besluit van 4 april 2019) en de Europese verordening inzake biociden (Biocidal Products Regulation) door het Europese programma ter beoordeling van de werkzame stoffen en biociden. De website van ECHA geeft meer informatie over het beoordelingsprogramma van werkzame stoffen en de evaluatie van producten.
Naast dit beoordelingsprogramma is er vanaf 2023 een federaal reductieprogramma voor biociden, met acties gericht op sensibilisering, opleiding en informatie, kennis over gezondheidseffecten, de opvolging van specifieke, mogelijk problematische gebruiken van biociden, kennis over de Belgische biocidenmarkt en markttoezicht.
Hoe kwam het reductieplan voor biociden tot stand?
Er is al sinds 2005 een reductieprogramma voor bestrijdingsmiddelen, dat initieel zowel gewasbeschermingsmiddelen als biociden behandelde (zie NAPAN). Dit plan was echter meer gericht op de gewasbeschermingsmiddelen. Om beter tegemoet te komen aan het belang en de eigenheid van de biocidenmarkt werd een specifiek federaal reductieplan voor biociden (FRPB) opgesteld.
De wettelijke basis van dit plan is art. 5, §1 van de wet ‘productnormen’ van 21 december 1998 . Zoals voorzien in deze wet werden de nodige adviezen ingewonnen en een openbare raadpleging georganiseerd. Het gezamenlijk advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de Nationale Arbeidsraad, de Bijzondere raadgevende Commissie Verbruik, de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling kan u via deze link nalezen. Ook de Hoge Gezondheidsraad en het Comité voor Advies inzake Biociden (CAB - 1/12/2023) werden geraadpleegd. De resultaten van de openbare raadpleging en aanpassingen van het ontwerpplan kan u via deze website nalezen (beschikbaar in NL, FR, DE).
De Ministerraad keurde het plan goed op 3 maart 2023. Vervolgens werd het reductieplan voorgelegd aan de Raad van State en bijgewerkt. Het definitieve plan werd op 14/12/2023 gepubliceerd in het Staatsblad (Koninklijk besluit van 26 oktober 2023 tot vaststelling van het federale reductieplan biociden).
De Belgische biocidenmarkt
De FOD Volksgezondheid volgt de biocidenmarkt nauwgezet op, op basis van cijfers die de betrokken bedrijven (houders van toelatingen) jaarlijks indienen. Het jaarverslag laat toe de Belgische cijfers in detail te bekijken via een interactieve applicatie.
Sinds 2018 gaat het aantal toegelaten biociden in stijgende lijn. Die stijging heeft twee redenen:
- het toenemend gebruik van biociden, met een merkelijke verhoging door de coronapandemie;
- de regularisatie van biociden die voordien zonder toelating of registratie verkocht werden. Een deel van de tijdelijke toelatingen uit de coronapandemie werden via de normale procedure ook nieuwe toelatingen.
In 2022 waren er 3.394 goedgekeurde toelatingen voor biociden. Hierbij dient opgemerkt dat bij een aantal toelatingen de betrokken producten niet op de Belgische markt worden gebracht.
De hoeveelheid verkochte producten (ton) bereikte een maximum van 103.198 ton in 2020 en was iets lager in de volgende jaren.
De desinfecteermiddelen (groep 1) vormen de grootste groep: ze zijn goed voor 62% van de toelatingen en 59% van de verkochte hoeveelheden in 2022. De plaagbestrijdingsmiddelen (groep 3) vertegenwoordigen 21 % van de toelatingen, maar slechts 2 % van de verkochte hoeveelheden in 2022.
De figuren tonen het aandeel van de verschillende hoofdgroepen (%) in het aantal toegelaten producten en de op de markt gebrachte hoeveelheden van biociden in 2022 (groepen: 1: ontsmettingsmiddelen; 2: bewaarmiddelen; 3: plaagbestrijdingsmiddelen; 4: andere bestrijdingsmiddelen).
De doelen van het reductieplan
Artikel 1 van het koninklijk besluit tot vaststelling van het federaal reductieplan biociden beschrijft het algemene doel van het reductieplan:
“de risico’s verminderen, op basis van het voorzorgsbeginsel, teneinde een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu te waarborgen, met bijzondere aandacht voor de bescherming van kwetsbare groepen.”
Het plan is gericht op de vermindering van de risico’s van biociden via kwalitatieve doelstellingen op verschillende gebieden :
- sensibilisering van het brede publiek en professionelen over de risico’s voor gezondheid en leefmilieu van biocidengebruik
- verbetering van de kennis en vaardigheden van gebruikers
- verminderen van de hoeveelheden en soorten niet-toegelaten producten op de markt
- bestrijden van het opkomen van antimicrobiële resistentie die aan het gebruik van biociden te wijten is
- vermindering van de risico’s verbonden aan specifieke stoffen: hormoonverstoorders en neonicotinoïden
- bescherming van kwetsbare groepen
- opvolging van de biocidenmarkt (verkoper tot eindgebruiker) en specifiek van de gevaarlijke producten
- verbetering van de kennis over de blootstelling en impact van biociden op de gezondheid.
De laatste twee doelstellingen zijn gericht op het vergroten van de beschikbare kennis zodat het reductieplan goed onderbouwd en geëvalueerd kan worden.
Structuur van het reductieplan
Het reductieplan omvat zes assen die rechtstreeks of onrechtstreeks de vermindering van de risico’s voor gezondheid en milieu beogen, en die gepaard kunnen gaan met verminderd gebruik, vooral voor specifieke gebruiken van biociden.
De campagnes en opleidingen (professionele gebruikers) in hoofdstuk Informatie en sensibilisering beogen bijvoorbeeld een veiliger gebruik voor de vermindering van de risico’s. Ook het doordacht gebruik van biociden en de alternatieven komen aan bod.
Onder het hoofdstuk kennis over de blootstelling en effecten op de volksgezondheid wordt informatie vergaard om de hoogste risico’s en de meest kwetsbare groepen te identificeren. Deze kennis wordt bijvoorbeeld ingezet om de inhoud van campagnes te sturen en de betrokken sectoren te informeren en sensibiliseren.
Het streefdoel in hoofdstuk specifieke stoffen en gebruiken is het verminderen van de risico’s en/of het gebruik van biociden met negatief effect voor gezondheid of milieu: de producten met hormoonverstorende werkzame stoffen, de gebruiken die een risico vormen op de ontwikkeling van antimicrobiële resistentie en de producten met neonicotinoïden.
De kennis van de biocidenmarkt ondersteunt de andere maatregels, bijvoorbeeld door een preciezer beeld van de sectoren van het gesloten circuit, die de meer gevaarlijke producten betreft (producten die giftig, bijtend of kankerverwekkend zijn of de voorplanting kunnen schaden).
De eerdere invoering van het gesloten circuit kan men ook als een risico-beperkende actie beschouwen: de producten mogen veelal enkel door professionelen gebruikt worden, en er zijn vaak verplichtingen voor het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Het markttoezicht helpt ook om risico’s te beperken, want niet-conforme, potentieel gevaarlijke producten worden van de markt gehaald. Streefdoel is een Belgische markt met enkel de toegelaten biociden, die op hun veiligheid beoordeeld worden voordat ze op de markt worden gebracht.
De periodieke evaluatie en eindverslaggeving moet zorgen voor een reductieplan dat uitvoerbaar blijft en tot de gewenste resultaten leidt.
Uitvoering en opvolging
De werkgroep ‘duurzaam gebruik’ met vertegenwoordigers van de gewesten en van de dienst biociden verzekert de opvolging van het plan.
De belanghebbende partijen worden ook geraadpleegd bij de voorbereiding, de uitvoering en de actualisatie van het plan via een raadgevende groep. Tot de betrokken partijen worden gerekend: de sectoren van biocidenproductie, plaagbestrijding en landbouw, milieuorganisaties, maatschappijen voor waterkwaliteit, en preventieadivseurs. De dienst biociden wil de betrokken partijen ten minste één keer per jaar samenbrengen.
Het reductieplan wordt om de 2,5 jaar geactualiseerd, zoals voorzien in de wet ‘productnormen’ van 21 december 1998. De dienst Biociden zal ook het eindverslag voorleggen aan de werkgroep ‘duurzaam gebruik’ en de belanghebbende partijen, na 5 jaar.
Een volgende reductieplan zal op dezelfde manier uitgewerkt worden, met raadpleging van het publiek en adviesraden, actualisatie na 2,5 jaar en een eindverslag na 5 jaar.
De acties van het plan
Het plan met de verschillende acties en indicatoren is opgenomen in de bijlage aan het Koninklijk besluit over het reductieplan (zie beeld van het KB).
-
Informatie en sensibilisering
Zes acties zijn gericht op het informeren van het brede publiek en professionelen en het opleiden van professionelen. Daarbij horen ook actieve campagnes voor sensibilisering van het brede publiek en professionelen.
De professionelen en geïnteresseerden moeten kunnen rekenen op actuele en correcte informatie over biociden en de regels voor biociden. Dit wordt voornamelijk gerealiseerd via informatieverstrekking op websites (actie 1.1 van het reductieplan):
- de webpagina’s biociden voor het brede publiek op de portaalsite van de FOD, die toelichten wat biociden zijn, wat hun risico’s zijn en enkele tips geeft;
- deze website biocide.be, met informatie voor de professionelen;
- dehelpdesk voor professionelen met kennisbank en contactformulier;
- de zoekmotor voor toegelaten biociden op de Belgische markt.
De Dienst Biociden verstrekt ook informatie over de wetgeving en actuele thema’s via het jaarlijkse forum voor professionelen (actie 1.3). De sector van dierenteelt wenst een actuele lijst van producten die werkzaam zijn tegen dierpathogenen. De dienst Biociden levert deze lijst aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) voor verdere verspreiding naar de betrokken sectoren (actie 1.2).
Sensibilisering van professionele gebruikers is een belangrijke pijler om veilig en doordacht gebruik van biociden te promoten (actie 1.4). Verschillende vormen worden ingezet, zoals gerichte campagnes via de sectororganisaties, ondersteund met een FAQ-rubriek (veelgestelde vragen en antwoorden). De gebruikers van biociden van het gesloten circuit vormen daarbij een specifiek doelpubliek, waarvoor gerichte communicatie uitgewerkt kan worden. Één van de thema’s van de sensibilisatie is het risico van antimicrobiële resistentie.
Ook voor het brede publiek worden sensibilisatiecampagnes opgezet (actie 1.5). De langlopende campagne lezenvoorgebruik.be beoogt veiliger gebruik van chemische producten, via een campagnewebsite, video’s, brochures en lesmateriaal voor jongeren, een emoji-spel en een podcast. Er zal ook een specifieke campagne voor veiliger gebruik van biociden opgezet worden. De webpagina voor het brede publiek ondersteunt dit met informatie over de risico’s van biociden en enkele goede prakijken voor biocidengebruik.
Actie 1.6 voorziet in een verplichte opleiding van professionelen die werken met bestrijdingsproducten tegen knaagdieren en insecten en de producten voor begassing. De risico’s van de producten voor de gezondheid en milieu, het correct en veilig gebruik, en ook de alternatieven voor biociden zullen aan bod komen in de opleiding. Hiervoor zal nieuwe wetgeving opgemaakt worden, en een informaticatoepassing voor de registratie van de beroepsopleidingen.
-
Gezondheidseffecten : kennisopbouw en gepaste maatregels
Specifieke aandacht gaat naar kwetsbare groepen, in de onderzoeken én in de communicatie-acties (actie 2.1). In lijn met de intentie van de federale regering om gendergelijkheid te bevorderen ( federale plan Gender mainstreaming) krijgen de communicatie-acties ook een genderspecifieke insteek waar dat nuttig is (actie 2.2). Gender behoort ook tot de factoren die worden meegenomen in verschillende studies, zoals bijvoorbeeld de opvolging van acute vergiftigingen door het Antigifcentrum (actie 2.3).
De overheden besteden ook aandacht aan de lange termijn blootstelling aan biociden en de effecten hiervan op de gezondheid. Daarom werd actie 2.4 toegevoegd aan het reductieplan, om na te gaan of biomonitoring van biocide werkzame stoffen kan uitgevoerd worden. Dergelijke biomonitoring vergt veel tijd en middelen, dus wordt de mogelijkheid onderzocht om kennis te verwerven via bestaande Europese en regionale projecten voor biomonitoring van chemische stoffen (website PARC).
Het Antigifcentrum volgt de acute vergiftigingen door biociden op (actie 2.3). De experts van het Antigifcentrum maken een gedetailleerd rapport op van de voorvallen (zie jaarlijkse verslagen ‘toxicovigilantie’ in de rubriek publicaties , studies). Deze rapporten worden onder andere gebruikt voor het (bij-)sturen van de sensibilisering, maar zijn ook waardevol in reflecties over het veiliger maken van producten en verpakkingen.
-
Specifieke producten en gebruiken
Drie acties zijn gericht op het verminderen van gekende risico’s van specifiek productgebruik: de ontwikkeling van antimicrobiële resistentie door biocidengebruik (actie 3.1), de hormoonverstorende stoffen (actie 3.2) en de neonicotinoïden (diverse insecticiden) (actie 3.3).
Via actie 3.1 wordt de strijdt tegen antimicrobiële resistentie gevoerd, in overeenstemming met het nationaal actieplan ter bestrijding van antimicrobiële restistentie (AMR). De dienst Biociden werkt aan sensibilisatie van de betrokken sectoren (zie onder meer de literatuurstudie ) en wil in overleg met producenten komen tot richtlijnen voor verpakking en etikettering van biociden. Een correct gebruik en dosering zijn immers belangrijk om het risico op resistentie in te perken.
De strijd tegen hormoonverstorende stoffen is niet beperkt tot de biociden of tot de landsgrenzen. De actie 3.2 kadert dan ook in het Nationaal actieplan hormoonverstoorders NAPED en de initiatieven op Europees niveau om de schadelijke stoffen op te sporen en progressief van de markt te halen. De dienst biociden draagt bij aan de evaluaties van biocide werkzame stoffen met (vermoede) hormoonverstorende eigenschappen. De biocide producten met hormoonverstorende stoffen worden verboden voor het brede publiek, en toelatingen voor professioneel gebruik worden herzien.
De neonicotinoïden zijn een groep werkzame stoffen van dezelfde chemische familie. Ze worden gebruikt om insecten te bestrijden, in gewasbeschermingsmiddelen en in biociden (bestrijding van mieren en kakkerlakken). Het gebruik van deze gewasbeschermingsmiddelen werd al beperkt op Europees niveau omwille van risico’s voor bijen. In actie 3.3 wordt nagegaan wat de actuele risico’s zijn van de biociden met neonicotinoïden op de Belgische markt. Daarbij zal ook geëvalueerd worden of bijkomende maatregels nodig zijn voor deze biociden. Deze actie heeft een duidelijke link met de nationale strategie om de bestuivers te beschermen.
-
Opvolging van de biocidenmarkt
De FOD Volksgezondheid publiceert jaarlijks algemene cijfers over de Belgische biocidenmarkt in het jaarverslag (actie 4.1). De houders van toelatingen moeten jaarlijks de hoeveelheden biociden die ze op de markt brengen, melden. Het rapport geeft een zicht op de werkzame stoffen op de markt en de veelgebruikte producten, en hoe deze cijfers evolueren in de tijd.
Voor biocideproducten van het gesloten circuit worden nog meer gegevens geregistreerd. Om deze gegevens te kunnen gebruiken voor analyse van het gesloten circuit en voor gerichte communicatie, wordt een nieuwe informaticatoepassing ontwikkeld (actie 4.2).
-
Toezicht op de biocidenmarkt
Actie 5.1 bevat de controle van de biocide producten en de bedrijven, wat ervoor zorgt dat de regels beter nageleefd worden, en de risico’s van illegale producten ingeperkt worden. Daarbij worden de niet-conforme producten van de markt gehaald.
Bij sommige producten is niet altijd duidelijk onder welk statuut ze best op de markt gebracht worden; ze bevinden zich in een ‘grijze zone’ tussen geneesmiddel, medisch hulpmiddel, biocide, of cosmeticum. Een onzeker of fout statuut mag niet leiden tot het achterwege laten van de gepaste veiligheidsevaluatie van producten met een biocide werking. Actie 5.2 voorziet daarom in de opvolging van producten met een betwistbaar statuut.
-
Actualisatie van het plan en eindrapport
Het reductieplan zal om de 2.5 jaar geëvalueerd worden, en indien nodig bijgestuurd worden (actie 6.1). Na 5 jaar zal een eindrapport opgemaakt worden (actie 6.2), wat het uitwerken van het vervolgplan zal ondersteunen.
Verwante beleidsplannen
Onderstaande tabel geeft andere beleidsplannen met een link met (specifieke acties van) het reductieplan biociden.
Vragen over het reductieplan ?
U kan de Dienst Biociden contacteren via info.biocides@health.fgov.be.